door José Pietens Noordhollands Dagblad 14 maart 2019
Cor Dik (1906-1975) was een onvervalste Zaanse arbeidersjongen die opgroeide aan het Gorterspad in Zaandijk. Zijn vader Simon was kuiper bij de lakfabrieken van Jacob Vis en – atypisch voor het arbeidersmilieu – een van de eerste amateurfotografen in de Zaanstreek.
Cor bewonderde zowel de ambachtelijke als de creatieve kant van zijn vader; precies die twee kanten die later zijn eigen loopbaan zouden kenmerken. Cor maakte bijvoorbeeld zelf zijn verf en lijsten en probeerde zichzelf zoveel mogelijk verschillende technieken aan te leren. Waaronder de fresco techniek, het rechtstreeks in de natte kalk aanbrengen van pigmenten. In 1951 deed hij in zijn dagboek nauwgezet verslag van allerlei experimenten met kalk, zand, specie, water en pigment. Maanden was hij er zoet mee. Vijf jaar later zag hij kans het geleerde in praktijk te brengen. Hij vroeg bevriend architect Willy Ulrich om ‘een wand in zijn nieuwe pand’, de banketbakkersschool aan de Wibautstraat. Over twee verdiepingen schilderde hij twee afbeeldingen van bij elkaar zo’n tachtig vierkante meter: De bovenste verbeeldt de oogst (oftewel de leerling die vruchten van zijn opleiding plukt), de onderste de maaltijd.
Afbikken
Cor werkte er vier maanden aan. Het Parool tekende destijds op dat Cor vooral in het begin telkens weer opnieuw begon. Dat betekende dat hij de foute stukken moest afbikken en opnieuw pleisteren. Fraai detail is dat hij het licht uit het dakraam als schuine baan in zijn fresco verwerkte. Hoewel hij had aangeboden alleen voor materiaalkosten te werken, kende een uiterst contente gemeente Amsterdam hem later toch een honorarium toe. De blijdschap uit de jaren vijftig was geen garantie voor een vrolijke toekomst. B ij een renovatie in de jaren zeventig werd het fresco weggewerkt achter voorzetwanden. Dat ging niet bepaald zachtzinnig. De schroeven voor de houten tengels werden dwars door de schildering geboord en maakten gaten van zo’n zeven centimeter diep,
Sinds een dikke oen jaar is er landelijke aandacht voor het behoud van wandkunst uit de Wederopbouwperiode. Veel van deze kunst ging met gesloopte gebouwen ten onder. Cors fresco is een van de circa 220 naoorlogse wandkunst-werken in Amsterdam. Een vrij zeldzame wandschildering, stelt restaurator Karin van der Lem, omdat de frescotechniek in Nederland nauwelijks werd toegepast.
School
De restauratie van de school begon in 2016. De nieuwe gebruiker is het Orion College, voortgezet onderwijs voor zeer moeilijk lerende kinderen. De gemeente Amsterdam zag restauratie van het fresco aanvankelijk niet zitten, zegt Iris Dik, kunsthistorica en kleindochter van de kunstenaar. „Een kunstwerk op zo’n school vond de gemeente te moeilijk en te kwetsbaar. Ze wilde er een graffitiwand voorzetten. De school zelf was wel enthousiast én Amsterdam had een project om naoorlogse wandkunst te restaureren. De hoofdstad financiert met de aannemer, fondsen en sponsors het leeuwendeel van de twee ton kostende restauratie. Stichting Cor Dik begon afgelopen herfst een inzamelingsactie voor de resterende 50.000 euro. Na de verkooptentoonstelling in Zaandam volgt in juli en augustus een expositie in de Engelmunduskerk in Velsen. Het streven is de restauratie deze zomer te laten beginnen.
Een leven lang experimenteren
Als arbeidersjongen kon Cor Dik, die tekenles kreeg van een huisschilder in Zaandijk, niet naar de kunstacademie. Omdat hij wel slim was, mocht hij op zijn veertiende naar ‘de universiteit voor arme jongens’, de Rijkskweekschool in Haarlem. In ruil voor de gratis opleiding moest hij vijf jaar voor de klas staan. Op school G in Velsen ontmoette hij Sies Noorman (1911-2007), met wie hij in 1933 trouwde en drie kinderen kreeg.
Tegen heug en meug maakte Cor de vijf jaar vol, waarna hij zich volledig wijdde aan het kunstenaarschap. Het was midden in de crisistijd en Sies mocht, als getrouwde vrouw, niet meer werken als onderwijzeres. In 1936 vonden ze de oplossing: ze vertrokken naar het Overijsselse Delden om een jeugdherberg te bestieren. Ze konden allebei goed met kinderen omgaan en in ’s winters – als er geen gasten waren – had Cor volop tijd om te studeren. Na de oorlog (Cor werd in de laatste periode geregeld opgepakt omdat hij kunstenaar, was) verhuisde het gezin naar de Jodenbreestraat in Amsterdam en twintig jaar later – in 1965 – gingen Cor en Sies in een zelfontworpen atelierwoning aan de Monnickendammerrijweg in Ilpendam wonen.
Perenplukker
Kleindochter Iris Dik (1964) herinnert zich haar opa vooral werkend in zijn atelier. Met op de achtergrond ‘Perenplukker’, een groot schilderij van 2.33 x 2.64 meter, waar hij jarenlang aan werkte. „Hij begon eraan in de Jodenbreestraat en het verhuisde mee naar Ilpendam, waar het door het raam naar binnen getakeld moest worden.” Iris heeft vooral herinneringen aan haar oma. Zij was een vooruitstrevende vrouw die deels ook bleef werken om haar man kunstenaar te kunnen laten zijn. Ze las haar kleinkinderen bijvoorbeeld voor uit Cors dagboeken; hij had er 35 volgeschreven.
Cor, die ook docent was aan de Gerrit Rietveld Academie, was volgens Iris een teruggetrokken, maar ook een innemende en aardige man. Hij was geïnteresseerd in allerlei soorten mensen en hoefde niet zo nodig in de kunstenaarsscene te verkeren. Vanuit de werkelijkheid experimenteerde hij met technieken en zocht zijn onderwerpen vaak dicht bij huis. Hij maakte tekeningen, schilderijen en aquarellen van zichzelf, zijn naasten, het uitzicht uit zijn atelier, een Zaanse kuiperswerkplaats en het Ilpendamse landschap.